Interne pdf die wordt geopend in een nieuw venster. Interne pdf die wordt geopend in het huidige venster. Interne link die wordt geopend in een nieuw venster. Interne link die wordt geopend in het huidige venster. Externe pdf die wordt geopend in een nieuw venster. Externe pdf die wordt geopend in het huidige venster. Externe link die wordt geopend in een nieuw venster. Externe link die wordt geopend in het huidige venster.

Over het Bestuursakkoord

In oktober 2020 sloten de minister van OCW, de Vereniging Hogescholen (VH) en de Universiteiten van Nederland (UNL) het Bestuursakkoord Flexibilisering Lerarenopleidingen af. In dit bestuursakkoord spreken partijen af om de lerarenopleidingen verder te flexibiliseren. Daarvoor zijn verschillende ambities opgenomen. In de afgelopen vier jaar hebben de lerarenopleidingen van hogescholen en universiteiten de handen ineengeslagen om het opleidingsaanbod beter af te stemmen op een diverse en veranderende doelgroep. Door intensief samen te werken, gebruik te maken van elkaars ervaring en expertise, en met steun vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zijn we erin geslaagd om de flexibilisering van lerarenopleidingen te versnellen en versterken, zodat het voor een brede doelgroep aantrekkelijk is om leraar te worden, te zijn en te blijven.

Eindrapportage

Op 31 december 2024 werd het bestuursakkoord formeel afgerond. Lees er alles over in het eindrapport over de resultaten van het Bestuursakkoord Flexibilisering Lerarenopleidingen. Dit rapport markeert niet alleen de succesvolle afronding van twaalf deelprojecten, maar symboliseert ook dat samenwerking de sleutel is tot innovatie en vooruitgang.

Slotconferentie bestuursakkoord – 6 februari 2025

Deze laatste conferentie over de projecten van het Bestuursakkoord Flexibilisering Lerarenopleidingen stond in het teken van vieren, vooruitkijken en verduurzamen.

Ervaringen met het Bestuursakkoord

Wat zijn de eerste ervaringen van studenten, zij-instromers en opleiders met de resultaten van het Bestuursakkoord? Waarom kozen zij voor een flexibel opleidingstraject, wat merken zij van maatwerk, hoe combineren zij hun opleiding met werk en gezin? Lees het in vijf persoonlijke verhalen over leren, werken en opleiden.

  • Dennis Basten, volgde de Educatieve minor en de master Science & Education Radboud Universiteit, is docent natuurkunde op het Valuascollege, Venlo
  • Sarah Welling, zij-instromer in de master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs (LVHO) en docent Engels op het Metis Montessori en Xplore Agora in Amsterdam
  • Vincent Euser, volgde de Educatieve Master Primair Onderwijs (EMPO) aan de Erasmus Universiteit en is leraar op de Protestants-Christelijke Basisschool Willem van Oranjes in Rotterdam
  • Marcelle Hobma, coördinator Regionale Opleidingsschool Amstelland e.o. (ROSA)
  • Ricus Dullaert, coördinator externe samenwerking van de Lerarenopleiding (VO), Rijksuniversiteit Groningen

Resultaten per project

Hieronder zijn per project de eindresultaten opgenomen.

De lerarenopleidingen van de hogescholen en universiteiten bundelen hun krachten landelijk, maar ook regionaal, om meer leraren op te leiden en bij te dragen aan een aantrekkelijk beroep voor leraren.

Het doel is om een helder, flexibel en zo goed mogelijk passend opleidingsaanbod aan te bieden om voldoende en kwalitatief goede leraren op te leiden. Binnen de (regionale) allianties wordt samengewerkt met scholen, leraren en andere partners. De vorm en inhoud van de regionale allianties verschillen, afhankelijk van de regionale context en behoeften. Wat alle allianties gemeen hebben is dat ze door intensievere samenwerking tussen lerarenopleidingen in het opleiden en professionaliseren van leraren willen bijdragen aan goed onderwijs voor iedereen.

De regionale allianties lerarenopleidingen zijn:

Resultaten

Samenwerking in de regio. In de beschrijving van de resultaten van de regionale allianties is ‘samenwerkingʼ het kernwoord; lerarenopleidingen in de regio (universitair en hbo) hebben elkaar gevonden in de ambitie om bij te dragen aan meer goed opgeleide onderwijsprofessionals voor de regio. De vorming van de allianties zorgde voor een betere afstemming tussen opleidingen in de bestaande samenwerkingen van SO&P en RAP (waaronder de regionale onderwijsloketten).

Verschillende allianties spelen vanaf de start een belangrijke rol in de regionale netwerkvorming en instellingen vertegenwoordigen elkaar in de vele onderwijsregioʼs die nu ontstaan.

Ontsluiten van regionaal aanbod. Vrijwel alle allianties hebben het gezamenlijke opleidings- en professionaliseringsaanbod van de deelnemende instellingen toegankelijk gemaakt. Een aantal heeft hiervoor inmiddels een website ingericht. In meerdere allianties hebben instellingen afspraken gemaakt over de regionale uitvoering van assessments voor deeltijd- en duale studenten. Zo heeft de alliantie Oost Werkt een regionale instellingsneutrale assessmentvoorziening gerealiseerd, die moet helpen om samen met de onderwijsregioʼs meer werkplekken voor zij-instromers in het primair onderwijs te realiseren.

Voor de werving en matching van deeltijd- en duale studenten hebben de allianties de samenwerking met de regionale instroommakelaars en -loketten geïntensiveerd. Door hun professionaliseringsaanbod te bundelen en regionaal te ontsluiten, hebben de allianties de basis gelegd voor hun bijdrage aan de loopbaanontwikkeling van onderwijsprofessionals in het kader van de Nationale Aanpak Professionalisering van Leraren.

Kennispartner. Naast hun rol als opleider hebben lerarenopleidingen een onderzoeksfunctie. Met de vorming van de allianties werken de instellingen gezamenlijk aan het versterken van hun rol als regionale kennispartner. Dat heeft ertoe geleid dat verschillende allianties de toegang tot hun kennisinfrastructuur hebben verbeterd, en bijvoorbeeld samen met het regionale onderwijsveld onderzoeksaanvragen hebben gedaan. Het gaat daarbij om onderwijskundige vraagstukken van de regio, zoals laaggeletterdheid, maar ook over het toekomstbestendig anders organiseren van onderwijs, flexibilisering van curricula, inductie en de onderwijsarbeidsmarkt. De allianties onderzoeken gezamenlijk hoe ze hun rol van kennispartner in de nieuwe context van de onderwijsregioʼs nog gerichter kunnen inzetten voor opgaven van de regio.

Onderwijsregio’s. De introductie van de onderwijsregioʼs in 2024 betekent dat de regionale allianties van lerarenopleidingen, zoʼn anderhalf jaar na hun eigen ontstaan, zich moeten verhouden tot een nieuwe vorm van regionale samenwerking in het educatieve domein, met een ander schaalniveau (de allianties beslaan veelal een groter regionaal gebied dan de onderwijsregioʼs). In zowel de allianties als in de onderwijsregioʼs wordt ingezet op samenwerking tussen scholen en lerarenopleidingen, en wordt voortgebouwd op bestaande vormen van samenwerking, zoals SO&P en RAP (Regionale Aanpak Personeelstekorten).

De Universiteiten van Nederland hebben de ambitie om het aantal universitair opgeleide leraren te vergroten en daarmee bij te dragen aan het terugdringen van het lerarentekort en het versterken van de onderwijskwaliteit. Samen met de hogescholen leiden de universiteiten al meer dan tien jaar leraren voor het basisonderwijs op in de universitaire pabo’s. Sinds een aantal jaren kunnen studenten ook via de volledig universitaire opleiding Pedagogische Wetenschappen Primair Onderwijs hun lesbevoegdheid PO halen. In het Bestuursakkoord Flexibilisering Lerarenopleidingen zijn aanvullende ambities opgenomen. Dat doen de universiteiten door het ontwikkelen van nieuwe opleidingsroutes, zoals de Educatieve Masters Primair Onderwijs en door gezamenlijke routes met het hbo, gericht op zijinstromers met een universitaire vooropleiding.

Educatieve Master Primair Onderwijs – Vrije Universiteit Amsterdam en Universiteit Leiden (joint degree) en Erasmus Universiteit
Academische Lerarenopleiding Primair Onderwijs – Universiteit Utrecht
Academische Pabo – Hogeschool Leiden en Universiteit Leiden

Resultaten

De Educatieve Master Primair Onderwijs (EMPO) beoogt meer maatwerk te leveren in het opleidingsaanbod voor academici door uit te gaan van de interesses, behoeften, competenties en ervaringen van deze studenten. Naast het bieden van een passend opleidingstraject voor academici is het doel het tekort aan (academische) leerkrachten in het primair onderwijs te verkleinen en de diversiteit van schoolteams te vergroten. Studenten van de EMPO dragen bij aan diversiteit in deze teams door hun opleidingsniveau (wo-master) en de bijbehorende kennis en vaardigheden.

In september 2022 startten in totaal 35 studenten met de EMPO. De instroom neemt geleidelijk toe en wordt ook steeds diverser: 25-30% van de instroom heeft een bèta of alfa vooropleiding. In 2024 is het eerste cohort afgestudeerd en van die afgestudeerden staat 91% nu voor de klas. Hoewel het curriculum nog wordt doorontwikkeld op basis van evaluaties, zijn de studenten tevreden over de opleiding. De scholen zijn enthousiast over de studenten en willen graag partnerschool zijn. Sommige studenten blijven na afstuderen op hun stageschool werken.

De Universiteit Utrecht heeft een flexibele deeltijdpabo voor academici ontwikkeld, een tweejarig MPabo-curriculum. Met het oog op de zwaarte van de combinatie van een master met een deeltijdpabo, is een minor tot leraar basisonderwijs binnen de universitaire bachelors in ontwikkeling. Studenten die een dergelijke minor hebben afgerond, zouden een half jaar vrijstelling krijgen binnen het tweejarige traject van de flexibele deeltijdpabo voor academici. Deze opleiding kunnen ze dan na het afronden van hun universitaire bachelor of masteropleiding volgen. Tijdens het volgen van de deeltijdpabo zouden ze dan al aan de slag kunnen gaan als onderwijsassistent.

De Universiteit Leiden heeft academische modules ontwikkeld waarbij vakken uit het reguliere zij-instroomtraject zijn veracademiseerd. Dat wil zeggen dat een bestaand vak van een hogeschool is aangevuld met een academische oriëntatie en door de universiteit wordt gegeven. Deze vakken staan deels open voor alle zij-instromers en deels voor diegenen
die zich voor de academische track van de zij-instroomroute voor de opleiding leerkracht primair onderwijs hebben ingeschreven. De studenten inLeiden zijn enthousiast over dit aanbod.

De Vrije Universiteit Amsterdam biedt pedagogiekvakken aan voor studenten van de zij-instroomroute van de Hogeschool van Amsterdam en de IPabo. Omdat de VU constateerde dat er weinig animo was voor dit aanschuifonderwijs en het aanbieden van de cursussen ook in organisatorische zin veel voeten in de aarde blijkt te hebben en in die zin niet flexibel is, hebben de universiteit en de beide hbo-instellingen besloten om deze route na de projectperiode niet voort te zetten.

Alfa4all is er voor iedereen die eerstegraads docent in een van de talen wil worden en nog bepaalde vakinhoudelijk kennis mist om te starten met een universitaire lerarenopleiding of een zij-instroom traject. Er is aanbod van cursussen voor Nederlands, Frans, Duits, Engels, Spaans en Klassieke Talen. De cursussen kennen een blended opzet en het volgen ervan is kosteloos. Docenten die een cursus willen volgen in het kader van doorgaande professionalisering zijn ook welkom. Ook zij kunnen zich voorlopig kosteloos inschrijven. Tot eind 2024 wordt Alfa4all gefinancierd vanuit middelen uit het Bestuursakkoord Flexibilisering Lerarenopleidingen. De decanen van de faculteiten Geesteswetenschappen/Letteren hebben de intentie uitgesproken om Alfa4all daarna te adopteren, net zoals dit bij Bèta4all het geval is geweest.

Informatie over Bèta4all vind je hier.

Resultaten

Toegankelijkheid. Potentiële studenten voor de lerarenopleiding, die vanwege het grote lerarentekort vaak al een baan hebben en onbevoegd voor de klas staan, kunnen met het aanbod van Alfa4all hun inhoudelijke vakdeficiënties wegwerken en in de lerarenopleiding instromen. Zij kunnen daadwerkelijk cursussen volgen, omdat deze geroosterd zijn ‘in de randen van de dag’, in overleg met de cursisten zelf, of omdat de cursus uit veel zelfstudie bestaat en er individuele afspraken met de docent worden gemaakt. De toegang tot het aanbod is daarmee beter dan het ‘aanschuifonderwijs’ dat voorheen voor deze doelgroep werd aangeboden.

Pilot ‘Leraar Nederlands in 3 jaar’. Voor het schoolvak Nederlands is er niet alleen een extra aanbod van vakken, maar ook een verbreding van de toegang tot de lerarenopleiding. De universiteiten van Leiden, Utrecht en Amsterdam werken samen in de pilot ‘Leraar Nederlands in 3 jaar’, een zij-instroomtraject voor academici zonder opleiding Nederlandse Taal & Cultuur, maar met een vooropleiding in een talig vakgebied. Dit traject bestaat uit een op maat samengestelde opleidingsroute waarin het op niveau brengen van de vakinhoud voor Nederlands wordt gecombineerd met het werken op een school en de eerstegraads lerarenopleiding. Deze werkwijze kan ook interessant zijn voor de andere tekortvakken, zoals Duits en Frans.

Groei. Inmiddels bestaat het aanbod uit 38 cursussen voor Nederlands, Engels, Duits, Frans, Spaans, Grieks en Latijn, met nog 2 cursussen in ontwikkeling. Het aantal inschrijvingen stijgt gestaag, van 49 inschrijvingen door 34 cursisten in 2021 tot 379 cursusinschrijvingen van 122 cursisten in 2024. Alfa4all-cursussen zijn ook voorgesteld voor de landelijke pilot Microcredentials. In 2023 is de eerste microcredential uitgereikt voor een cursus Nederlands, en inmiddels worden voor meerdere cursussen microcredentials uitgereikt.

In het Bestuursakkoord Flexibilisering Lerarenopleidingen hebben de minister van OCW, de Vereniging Hogescholen (VH) en Universiteiten van Nederland (UNL) afspraken gemaakt over het verder flexibiliseren van de lerarenopleidingen. Eén van de ambities uit het bestuursakkoord is om te verkennen volgens de principes van leeruitkomsten zoals dat binnen de lerarenopleidingen door de hogescholen is ontwikkeld, ook meerwaarde heeft voor de studenten van de universitaire lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs die op masterniveau worden aangeboden. En zo ja, hoe de meerwaarde dan gerealiseerd zou moeten worden. Om die vraag te kunnen beantwoorden hebben de universitaire lerarenopleidingen VO een verkenning laten uitvoeren. Verschillende gesprekken over die verkenning hebben geleid tot de volgende positie van de ICL VO.

In 2023 is het vervolgproject ‘Werken volgens principes van leeruitkomsten in universitaire lerarenopleidingenʼ gestart, om gezamenlijk te werken aan landelijke afspraken die leiden tot meer ruimte voor studenten om op individuele basis toe te werken naar startbekwaamheid.

Resultaten

Het beroepsbeeld van de academische leraar. In het deelproject Kern van het beroepsbeeld is gewerkt aan het formuleren van een gezamenlijk gedragen kern van het beroepsbeeld van de academisch opgeleide leraar. Dit beroepsbeeld is uitgewerkt in drie onderdelen: het narratief, een zestal ontwikkelprofielen en een onderlegger. Het narratief schetst het leraarschap met nadruk op de academische component van vakinhoudelijke competenties, pedagogisch-didactische kennis en vaardigheden, en de ontwikkeling van identiteit en professionaliteit. De ontwikkelprofielen geven voorbeelden van hoe een leraar zich verder kan ontwikkelen en een significante bijdrage kan leveren in specifieke rollen binnen de schoolorganisatie en daarbuiten. De onderlegger geeft tenslotte een theoretische verantwoording bij de keuzes die in het narratief en de ontwikkelprofielen zijn gemaakt. Het beroepsbeeld wordt door alle universitaire lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs, en vrijwel alle universitaire lerarenopleidingen voor het primair onderwijs ondersteund. Zie ook de opbrengst het beroepsbeeld van de academische leraar.

Toetsing. In het deelproject toetsing is gewerkt aan een beschrijving van met kenmerken van goede toetsing voor een opleiding tot een complex beroep. Uit de uitwisseling over toetspraktijken zijn drie kenmerken en een aantal voorwaarden en aandachtspunten gedestilleerd. De kenmerken kunnen dienen als kaders voor toetsing en zijn besproken met de examen- en opleidingscommissies van verschillende universitaire lerarenopleidingen. Het document moet bijdragen aan een positieve doorontwikkeling van de toetsprogrammaʼs bij de verschillende universitaire lerarenopleidingen, wat ten goede komt aan de ontwikkeling en het leerproces van studenten. Zie ook de opbrengst Toetsing in de opleiding tot academische leraar

Implementatie. In het deelproject Implementatie is gewerkt aan een publicatie over de stand van zaken en actuele ontwikkelingen binnen uloʼs met betrekking tot flexibilisering van onderwijs en het werken volgens de principes van leeruitkomsten. Aan de hand van zes themaʼs wordt beschreven hoe uloʼs op dit moment flexibel opleiden naar startbekwaamheid. De uitkomsten van de deelprojecten beroepsbeeld en toetsing zijn daarvoor aangevuld met informatie uit interviews met vertegenwoordigers van de negen uloʼs die bij het gehele project betrokken zijn. Zo wordt inzicht gegeven in hoe in de praktijk wordt omgegaan met flexibilisering.

Om een grotere instroom én doorstroom van studenten te bereiken, organiseren een viertal universitaire lerarenopleidingen (ulo’s) hun onderwijs op een meer modulaire manier. De Universiteit Utrecht, Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit en de Universiteit Leiden beogen daarmee twee dingen: zorgen dat meer mensen de lerarenopleiding kunnen volgen, en twee, dat minder mensen uitvallen omdat ze kunnen studeren in het tempo dat past bij hun leerbehoefte.

Onderdeel van dit project is een goede informatievoorziening om de studenten vooraf en tijdens de opleiding te informeren over de modulaire mogelijkheden. Ook wordt gewerkt aan passende studentbegeleiding die studenten ondersteunt om de juiste keuzes te maken binnen de opleiding. Student en opleiding willen zicht houden op de studievoortgang, bijvoorbeeld als een module wordt uitgesmeerd in de tijd, c.q. op een later moment wordt opgepakt.

Resultaten

Flexibilisering. De curricula van de lerarenopleidingen van Universiteit Leiden, Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit Amsterdam zijn volledig herzien en flexibeler gemaakt. Het curriculum van de Universiteit Utrecht was al gemodulariseerd. Hierbij is met name voor de master Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs (LVHO) het onderscheid tussen de basismodule en de verdiepingsmodule aangescherpt. Ook hebben de deelnemende lerarenopleidingen de basismodule gelijkgetrokken tussen de minor Educatie / Educatieve module en de master LVHO. Daarnaast hebben de deelnemende opleidingen hun aanbod aan keuzevakken voor elkaar opengesteld. De TU Delft en Universiteit Twente hebben zich hierbij aangesloten. Ook andere universitaire lerarenopleidingen kunnen hierbij aanhaken.

Aansluiting op de praktijk. De curricula zijn niet alleen flexibeler geworden, ze zijn ook inhoudelijk verbeterd. De student (en daarmee de school) zal merken dat het curriculum beter aansluit bij diens behoeften. Zo kunnen studenten van de Universiteit van Amsterdam tijdens speciale practica in een veilige setting oefenen met pedagogisch-didactische en professionele vaardigheden.
De Vrije Universiteit Amsterdam heeft vier specialisaties toegevoegd aan het curriculum, waarmee studenten de theorie gericht aan de praktijk kunnen verbinden rondom één centraal thema.
In Leiden werken studenten in een cyclisch leerproces aan hun onderwijstaken, waarbij praktijkervaringen het uitgangspunt vormen voor de colleges. Deze ervaringen worden verdiept en verbreed vanuit pedagogisch en didactisch perspectief en opnieuw in praktijk gebracht. Dit proces herhaalt zich, waardoor een eigen leerroute ontstaat die de rode draad vormt van de opleiding.
De Universiteit Utrecht heeft verschillende nieuwe keuzemodulen ontwikkeld die zowel te volgen zijn door studenten aan de lerarenopleiding als door reeds bevoegde docenten. De thematiek en didactiek zijn aangepast aan deze brede doelgroep.

Afstemming. Een zeer gewenst bijeffect van het project (en het bestuursakkoord als geheel) is dat de algehele mindset van de deelnemende instellingen is veranderd: ze slaan steeds vaker de handen ineen bij het zoeken naar oplossingen om het lerarentekort tegen te gaan. Ook kijken de opleiders meer naar het curriculum door de bril van de steeds diverser wordende studentenpopulatie. Niet langer is de master de ‘hoofdrouteʼ naar het beroep van leraar: er wordt nu gekeken welke route het beste past bij welke student.

De VH en UNL delen een langetermijnvisie op opleiden waarin de mogelijkheid tot maatwerk voor studenten de norm is. Om de krachten te bundelen en te leren van elkaars ervaringen en expertise, werken de hogescholen en universiteiten samen op het gebied van kennisdeling en professionalisering. Het werkveld wordt daar actief bij betrokken. Alle ervaringen ten aanzien van flexibilisering van de lerarenopleidingen die er binnen de VH en UNL intern en in onderlinge samenwerking (het netwerk) wordt opgedaan, wordt onder andere gedeeld via kennisdeelsessies en een gezamenlijke conferentie. Ook deze website draagt bij aan kennisuitwisseling.

Resultaten

Blijvende uitwisseling tussen VH en UNL. De uitvoering van het bestuursakkoord werd de afgelopen jaren aangestuurd door een projectmanagementteam (VH) en een regiegroep (UNL). Beide kwamen tweemaandelijks bij elkaar voor onderlinge afstemming over de voortgang, en er is afgesproken om deze uitwisseling met een aangepaste frequentie voort te zetten na afloop van het bestuursakkoord.

Uitwisseling tussen instellingen. Instellingen geven kennisuitwisseling bij voorkeur vorm via bestaande netwerken, en willen daarmee voorkomen dat het ingewikkelde ‘landschapʼ van de lerarenopleidingen nog complexer wordt. Daarbij vervullen de landelijke opleidingsoverleggen van hbo- en universitaire opleidingen een belangrijke rol, ontmoeten lerarenopleiders elkaar in het Velon-netwerk flexibilisering, en faciliteert het Platform SO&P met het ‘Dossier curriculumontwikkeling & leeruitkomstenʼ een digitale omgeving voor kennisontwikkeling en -deling over flexibel opleiden.

Uitwisseling op regionaal niveau. Ook en misschien wel juist op regionaal niveau vindt kennisuitwisseling plaats. De regionale allianties van de lerarenopleidingen hebben naast hun rol als opleider een rol in het initiëren en ontsluiten van onderzoek. Met de vorming van de allianties werken de instellingen gezamenlijk aan het versterken van hun rol als regionale kennispartner. Dat heeft ertoe geleid dat verschillende allianties de toegang tot hun kennisinfrastructuur hebben verbeterd, en bijvoorbeeld samen met het regionale onderwijsveld onderzoeksaanvragen hebben gedaan.

Om de krachten te bundelen en te leren van elkaars ervaringen en expertise, werken de hogescholen en universiteiten en het werkveld samen aan de professionalisering van lerarenopleiders en schoolopleiders, gericht op het opleiden en begeleiden van zij-instromers. De projectgroep beoogde een gezamenlijke en landelijke afstemming tussen alle lerarenopleidingen binnen het hbo en wo om door de professionalisering van lerarenopleiders de flexibilisering van de lerarenopleidingen te versnellen en te versterken. Daarnaast is samen met de Velon onderzocht of expertise over flexibel opleiden onderdeel kan vormen van de beroepsregistratie van lerarenopleiders en van de Velon-themagroep ‘Flexibele opleidersʼ.

Resultaten

Rapport over professionalisering. Het rapport ‘Professionalisering van lerarenopleiders met het oog op flexibilisering: huidige en gewenste situatieʼ van de landelijke werkgroep bevat aanbevelingen over formele en informele professionaliseringsmogelijkheden voor lerarenopleiders. De conclusies en aanbevelingen uit het rapport geven handvatten voor vervolgacties door opleidingen en hun partnerscholen. Onder andere vanwege de verschillen in ontwikkeltempo tussen lerarenopleidingen wordt geadviseerd om het delen en uitwisselen van kennis en ervaring op het terrein van flexibilisering te bevorderen. Niet alleen tussen scholen, binnen opleidingsinstituten en tussen opleidingen, maar ook tussen opleidingen en scholen, zowel regionaal als landelijk. Hierbij kan gedacht worden aan themaʼs als het formuleren van leeruitkomsten, het begeleiden binnen flexibele leerroutes, het opbouwen van een flexibel curriculum, het valideren van leeruitkomsten en EVCʼs en het holistisch beoordelen.

Ontwerphandreikingen voor professionalisering. In het document ‘Leren flexibiliserenʼ worden negen ontwerphandreikingen voor professionalisering van lerarenopleiders bij flexibilisering beschreven. Het document bouwt voort op het hiervoor genoemde rapport over de professionalisering van lerarenopleiders, en geeft antwoord op de vraag welke professionele ontwikkeling opleiders moeten doormaken om flexibele routes te kunnen ontwerpen voor de doelgroep ‘carrièreswitchersʼ: mensen die besluiten om vanuit een ander beroep de overstap te maken naar het leraarschap. De ontwerphandreikingen vormen het uitgangspunt bijhet daadwerkelijk ontwikkelen, implementeren en/of evalueren van professionalseringsactiviteiten. Ze zijn bedoeld als bron van inspiratie om binnen alle instellingen en partnerschappen verder te werken aan de professionalisering van lerarenopleiders op het gebied van flexibilisering.

Professionaliseringslijn. De professionaliseringslijn ‘Opleidingsnetwerk Zij-instromersʼ is door de universitaire lerarenopleidingen uitgewerkt tot een samenhangend programma ter ondersteuning van netwerk-professionalisering. Het programma ondersteunt het opleidingsnetwerk bij het adequaat opleiden van zij-instromers en bevat onder andere voorstellen voor professionaliseringsactiviteiten.
Kenmerkend voor deze bijeenkomsten is:

  • het exemplarisch werken met zij-instromers;
  • het kijken vanuit verschillende rollen in één netwerk;
  • een gemeenschappelijk gedragen visie als meerwaarde in het opleiden van zij-instromers;
  • activiteiten gericht op kennisdeling, visievorming en intervisie rond themaʼs als werken met
    leeruitkomsten, EVCʼs, intake, assessment en begeleiding.

Online professionaliseringsplatform. Op voorstel van de projectgroep is een landelijk digitaal ‘Professionaliseringsplatform Flexibel Opleidenʼ gerealiseerd en ondergebracht bij het Platform Samen Opleiden & Professionaliseren (SO&P). Het Professionaliseringsplatform Flexibel Opleiden is gericht op het bevorderen van kennisdeling en is een vindplaats van informatie over professionalisering bij flexibilisering. Het platform heeft het een plek gekregen op de website van het Platform SO&P.

Pilots beroepsregistratie lerarenopleiders. De Velon is in januari 2025 gestart met een tweetal professionele leergemeenschappen (PLG) voor lerarenopleiders die zich willen specialiseren op het vlak van flexibilisering. Van deelnemers aan deze PLG wordt verwacht dat zij voldoen aan de beroepsstandaard van lerarenopleiders, binnen hun eigen organisatie een voortrekkersrol vervullen rondom flexibilisering en bereid zijn om met elkaar een landelijk erkend professionaliseringstraject te ontwikkelen voor collega-lerarenopleiders op het niveau van vakbekwaam. Door deel te nemen aan deze PLG kunnen opleiders op een nieuwe manier hun beroepsregistratie prolongeren en het certificaat ‘specialistʼ verkrijgen vanuit het beroepsregister. Daarnaast krijgen ze toegang tot het landelijke Velon-netwerk flexibilisering.

De universitaire lerarenopleidingen (ulo’s) willen overstappers beter voorbereiden, assessen en vervolgens opleiden in hun traject richting het leraarschap. Hiertoe zullen de ulo’s nieuwe projecten uitvoeren en lopende initiatieven intensiveren, specifiek gericht op knelpunten die bestaan voor en tijdens de opleiding. We doen dit zo veel mogelijk in de context van ‘samen opleiden’ met de scholen, Door deze maatwerk aanpak behalen meer overstappers op een goede en verantwoorde manier hun bevoegdheid. We willen dat de uitval beperkt wordt en dat de waardering van de trajecten (bij overstappers en scholen) hoger wordt.

Het project zij-instroomtrajecten werd geleid vanuit de Universiteit van Amsterdam en kende acht deelprojecten die zich richten op het wegnemen van mogelijke hobbels in verschillende fasen in het keuze- en opleidingsproces van de overstapper.

  1. Online voorbereidingsplatform ‘Klaar voor de stapʼ voor zij-instromers voortgezet onderwijs (in samenwerking met Onderwijs in)
  2. In kaart brengen en erkennen en waarderen van eerder verworven competenties
    (Universiteit Twente, Universiteit Leiden, Universiteit van Amsterdam)
  3. Landelijk netwerk van toetsings- en examencommissies universitaire lerarenopleidingen
    (Universiteit Twente, Universiteit Leiden, Universiteit van Amsterdam)
  4. Maatwerktrajecten:
    i. Maatwerk in het opleiden en begeleiden van zij-instroom
    Zie ook: Kaartenset voor assessoren geschiktheidsonderzoek zij-instroom
    (Universiteit Utrecht)
    ii. Maatwerk 3TUʼs
    • Maatwerk voor internationale instroom
    (Eindhoven University of Technology)
    • Co-teach STEM
    (Technische Universiteit Delft)
    • Maatwerk van interesseren tot behouden van zij-instromers en andere (potentiële) leraren
    (Universiteit Twente)
    iii. Kansrijke opleidingspaden en HR-netwerk in de (onderwijs)regio
    (Radboud Universiteit & Universiteit Maastricht)
    iv. (Door)ontwikkelen maatwerktrajecten & nauwere samenwerking onderwijsregioʼs
    oriëntatietraject
    (Vrije Universiteit)
    v. Uitbreiden en (door)ontwikkelen maatwerktraject Aan de Slag voor de Klas
    (Universiteit van Amsterdam)
  5. Onderzoek naar nieuwe doelgroepen Educatieve minor/module
    (Wageningen University & Research)
  6. Vakinhoudelijke eisen Educatieve minor/module.
    (Universiteiten van Utrecht en Wageningen)
  7. Online voorbereidingsplatform voor zij-instromers academisch primair onderwijs (Onderwijs in)

Resultaten

  • Het online platform Klaar voor de Stap, dat Onderwijs in samen met de lerarenopleidingen ontwikkelde, helpt zij-instromers om zich nog beter voor te bereiden op hun overstap, geschiktheidsonderzoek en eerste schoolweken in het voortgezet onderwijs. In het eerste jaar heeft het platform meer dan 5.000 bezoekers verwelkomd, die gezamenlijk ruim 25.000 videoʼs hebben bekeken en 900 podcasts hebben beluisterd en dat aantal neemt gestaag toe. Een soortgelijke uitwerking wordt nu voorzien om potentiële kandidaten voor het primair onderwijs voor te bereiden op de start voor de klas, waarvan oplevering is voorzien in de zomer van 2025.

  • In kaart brengen Eerder Verworven Competenties
    Zie aparte paragraaf hieronder.

  • Een Netwerk Examen- en Toelatingscommissies zorgt – op basis van de resultaten van het EVC-project – voor verdere afstemming tussen de universitaire lerarenopleidingen over landelijke themaʼs met betrekking tot toelating en beoordeling van kandidaten, onder meer door middel van casuïstiek.

  • Universiteit Utrecht richt zich op optimalisering van de begeleiding van zij-instromers en werkt in toenemende mate in multidisciplinaire teams van opleiders (collega-begeleiders van het schoolvak, schoolopleiders, vakdidactici en instituutsopleiders). Vrijwel alle kandidaten doorlopen succesvol het geschiktheidsonderzoek bij de UU. Het is nu voor kandidaten mogelijk om op basis van de uitkomsten van het geschiktheidsonderzoek de opleiding versneld te doorlopen. Sinds de start van het bestuursakkoord zijn er 117 zij-instromers (met subsidie) gestart. Naast professionaliseringstrajecten voor assessoren en schoolopleiders is er een speciale gesprekskaartenset ontwikkeld die kan worden gebruikt bij het geschiktheidsonderzoek en bij intervisie.

  • TU Eindhoven heeft een deels Engelstalig maatwerktraject ontwikkeld voor internationale zij-instromers en een (nog) gebrekkige beheersing van het Nederlands, om vo-scholen te ondersteunen bij het lerarentekort in de STEM-vakken en om kandidaten te ondersteunen in opleiding, taalontwikkeling, integratie en baankansen.

  • TU Delft heeft de Co-Teach STEM module ontwikkeld: een innovatief co-teaching concept waarbij experts uit onder andere het bedrijfsleven worden getraind tot co-teachers om onderwijs te verzorgen samen met bevoegde schooldocenten.

  • Universiteit Twente heeft assessmentdagen opgezet voor een instellingsneutraal assessmentcentrum van de UT om doorstroom naar de geschiktheidsonderzoeken te bevorderen naast de reguliere geschiktheidsonderzoeken. De universiteit heeft verder het ZiB-traject zichtbaar gemaakt, interne processen gestroomlijnd en een training Ontwikkelingsgericht begeleiden opgezet en uitgevoerd.

  • Radboud Universiteit werkt samen met Universiteit Maastricht in het werven en matchen van zij-instromers. Leren op Locatie is geïnitieerd, wat betekent dat de Radboud Docenten Academie ook onderwijs op de Universiteit Maastricht aanbiedt zodat een compleet aanbod aan Limburgse zij-instromers wordt geboden, dat ook open staat voor reguliere studenten die in Limburg stage lopen of wonen.

  • Om de instroom in de Educatieve Master PO (EMPO) en de bachelor Pedagogische Wetenschappen van Primair Onderwijs (PWPO) te vergroten, willen de universitaire lerarenopleidingen waar mogelijk zij-instroom in opleiding en/of zij-instroom in beroep mogelijk maken. Zij-instroom in opleiding wordt in Q1 2025 geïmplementeerd in de EMPOʼs. Tevens wordt een verkenning uitgevoerd voor zij-instroom in beroep binnen de wettelijke kaders bij de EMPOʼs en PWPO, waarvan het resultaat wordt verwacht in Q1 2025.

  • De universitaire lerarenopleidingen hebben onder leiding van WUR en UU een landelijk toetsingskader ontwikkeld voor de Educatieve Minor en Module, dat richtlijnen biedt voor het bepalen van het vakinhoudelijk in- en uitstroomniveau van kandidaten. Het biedt potentiële studenten duidelijkheid over deze eisen en ze hoeven niet bij verschillende universiteiten te ‘shoppenʼ. De brochure ‘Vakinhoudelijk niveau Educatieve minor en moduleʼ is hier te vinden.

  • In het maatwerktraject Aan de Slag voor de Klas (ASK)van de UvA kunnen zij-instromers gebruikmaken van begeleide oriëntatie, (voorbereiding op) het assessment en matching naar een kleine aanstelling, om vervolgens hybride opgeleid te worden tot leraar in een van de tekortvakken in het vo. De talen zijn toegevoegd aan het programma en de inhoud van ASK is doorontwikkeld.

  • Geïnteresseerden in de overstap naar het leraarschap kunnen gebruik maken van de driedaagse oriëntatietraining Ontdek Je Talent als Docent (3x per jaar) van de VU, die in samenwerking met de onderwijsregio is opgezet; de opmaat naar een verdere oriëntatie binnen werkveld en lerarenopleiding(en).

  • Wageningen Universiteit & Research (WUR) heeft een onderzoek uitgevoerd met als doel te verkennen welke andere doelgroepen de universitaire lerarenopleidingen nog kunnen aantrekken via de route van de Educatieve module. Denk daarbij aan kandidaten die vanuit een andere opleiding, een ander vakgebied of vanuit het onderwijs zelf de module instromen. Hiermee wordt duidelijk op welke typen kandidaten potentieel ingezet kan worden voor het verhogen van de instroom in de Educatieve module.

Onder aanvoering van de Universiteit Twente is door de universitaire lerarenopleidingen in kaart gebracht hoe zij bij het erkennen en waarderen van eerder verworden competenties (EVCʼs) omgaan met toelating, vrijstelling en samenstelling van de programmaʼs. Potentiële studenten krijgen heldere informatie over zowel het EVC-proces als de opleidingsmogelijkheden. Het EVC-proces is per universitaire lerarenopleiding in kaart gebracht, omdat deze context bepalend is voor eventuele verschillen in uitvoering.

Resultaten

Er is een handreiking Passend Programma opgeleverd met daarin trajectkeuze, inrichting van het scholingsprogramma en maatwerk binnen het programma. Dit is gecombineerd met landelijke sessies over de instroom- en uitstroomeisen, het erkennen en waarderen van ervaring en het toepassen van de materialen in de eigen context.
Ook is een tool opgeleverd (Profielschets) waarmee opleidingen een kandidaat en diens ervaring in kaart kunnen brengen op basis van de landelijke bekwaamheidseisen.

Feedback op casussen in 9 schoolvakken heeft inzicht gegeven in de overeenkomsten en verschillen in toelatingsbesluiten, programmaʼs en onderliggende keuzes en mogelijkheden.
In de zomer van 2024 is een vragenlijst uitgezet onder aanmelders bij universitaire lerarenopleidingen over toelating, programma en achtergrond, om hun ervaringen in kaart te brengen. Op basis daarvan zijn aanvullende interviews afgenomen.

De opleidingen zijn nu veel beter op de hoogte van onderlinge overeenkomsten en verschillen als het gaat om het erkennen en waarderen van EVCʼs, en vooral ook waarom die verschillen er zijn. Dit heeft zowel landelijk effect op de afstemming tussen opleidingen als per opleiding op hun proces, aanbod en keuzes.

De opbrengsten van het EVC-project worden in principe door alle universitaire lerarenopleidingen geïmplementeerd, rekening houdend met de eigen context. De projectresultaten worden onder meer gebruikt om procedures voor potentiële studenten duidelijker en makkelijker te maken, onderling af te stemmen over toelating, programma en maatwerk binnen de vakken, en een pilot voor het toelaten van kandidaten met brede of lastig toelaatbare vooropleidingen. Er wordt heel veel maatwerk geboden met zowel aandacht voor de kwaliteit van de opleiding als voor het perspectief van de student die niet per se een vrijstelling wil, maar wel wil merken dat diens ervaring als relevant wordt gezien.

Meer informatie is te vinden in:

Activiteiten hogescholen

Meer weten over de ambities van de hogescholen in het Bestuursakkoord Flexibilisering Lerarenopleidingen? Bezoek de website Leraren voor morgen.